module and plugin to add google adsense to joomla based websites
Belangrijkste begrippen Lean Six Sigma (LSS): I
Gepubliceerd in Lean Six Sigma Afdrukken

[0-9] - [A] - [B] - [C] - [D] - [E] - [F] - [G] - [H] - [I] - [J] - [K] - [L] - [M] - [N] - [O] - [P] - [Q] - [R] - [S] - [T] - [U] - [V] - [W] - [X] - [Y] [Z]

 

lss woordenboek lean six sigma i glossary

 

 

Idle Time

Tijd dat een machine wel draait, maar geen producten levert.

 

Impact

Stroming 1: Het totaal van langetermijneffecten – positieve, negatieve, bedoelde en onbedoelde, directe en indirecte – van activiteiten, projecten of programma’s op de doelgroep en de maatschappij.

Stroming 2: de effecten (outcomes) op de doelgroep en maatschappij als gevolg van de activiteit. In andere woorden: de outcomes minus ‘wat er toch al gebeurd zou zijn’.

 


Impact-effort diagram

Zie: Effort/benefit-matrix


Improve

Vierde fase van een DMAIC-project gericht op het identificeren en implementeren van verbetering(en).

Zie: DMAIC

Zie ook: DMAIC: Checklist Improve

 

Indicator

Meetbaar fenomeen dat een signalerende functie heeft en een aanwijzing geeft over de mate van kwaliteit. Wijkt een indicator af van een afgesproken norm dan is bijsturing mogelijk.

Grootheid (variabele) die kwantitatieve, kwalitatieve en meetbare informatie uitdrukt m.b.t. het behalen van doelstellingen.

Grootheid die aangeeft hoe het resultaat gemeten wordt.

Instrument om een tevoren bepaald onderdeel of de prestatie van een proces te meten en het verloop hiervan te kunnen volgen. De complete indicator bestaat uit een maatstaf, een norm, een meetinstrument en een registratietechniek.

Indicatoren kunnen verbonden worden aan één of meer van de fasen van het productieproces: input, throughput of output; je kunt de volgende zaken meten: middelen (inputindicatoren), acties (procesindicatoren), prestaties (outputindicatoren). Een indicator kwantificeert doelstellingen zodat de realisatie van de doelstellingen kan gemeten worden.

Variabelen die een aanwijzing kunnen geven over de waarde van een andere variabele. Zo kan de variabele autobezit een indicator zijn voor de variabele welstand.

Zie ook: Prestatie-indicator

Alias: Metriek, Metric

 

Indiviual Value Plot (IVP)

Grafisch hulpmiddel voor het weergeven en analyseren van gegevens uit verschillende groepen gegevens.

Zie: LSS: Individual Value Plot (IVP)

 

Inferentiële statistiek

Deel van de statistiek waarin je conclusies trekt over een populatie op basis van een representatieve steekproef.

Alias: Verklarende statistiek, inductieve statistiek

 

INK

Zie: Instituut Nederlandse Kwaliteit

 

INK-managementmodel

Managementmodel gebaseerd op het Europese EFQM Exellence Model, aangevuld met ervaringen en inzichten die specifiek zijn voor de Nederlandse situatie.

Managementmodel van het Instituut Nederlandse Kwaliteit. Het model ondersteunt het uitvoeren van een zelfevaluatie om de volwassenheid van de organisatie te bepalen en verbeterpunten te identificeren. Het model helpt organisaties te focussen op de gebieden, waar verbeteringen mogelijk zijn.

Zie: EFQM-model

 

Input

Materiaal dat of informatie die in een proces wordt verbruikt of omgevormd om een bepaalde output te produceren.

Een in een proces of systeem geconsumeerde, aangewende of toevoegde bron.

Alle middelen (geld, materiaal, kennis, netwerken en uren) die een organisatie inzet om de doelstellingen te realiseren.

Alias: X, kenmerk, invloedsfactor of inputvariabele,

 

Inputindicator

Indicator die betrekking heeft op de ingezette middelen

Maatstaf voor de hoeveelheid middelen die gebruikt worden bij het produceren van producten en het verlenen van diensten. Input omvat de hoeveelheid arbeid, kapitaal (gebouwen, faciliteiten, machines, apparatuur, werkplekinrichting, technische infrastructuur), materialen, diensten en de daaraan verbonden prijzen en kosten.

Indicator die weergeeft in welke mate de outputs van de leveranciers overeenkomen met de procesvereisten om door transformatie voortdurend aan de eindklantbehoeften tegemoet te kunnen komen.

Zie ook: Indicator, Outputindicator, Procesindicator

 

Inspanningsverplichting

De verplichting om activiteiten uit te voeren, om je best te doen.

Zie ook: Resultaatverplichting

 

Inspectie

Het vergelijken van een product met een van tevoren vastgelegde prestatienorm.

Inspectie is een activiteit die geen waarde toevoegt, vooral wanneer deze plaatsvindt na de transformatiestap in het proces.

 

Instituut Nederlandse Kwaliteit

Instituut dat in 1994 is opgericht op initiatief van het ministerie van Economische Zaken, met als opdracht om de in Europees verband ontwikkelde inzichten en ervaringen op het gebied van 'Total Quality Management' toegankelijk te maken voor het Nederlandse bedrijfsleven. Doel hierbij was de versterking van de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven op de (internationale) markt.

 

Interkwartielafstand

Het verschil tussen het derde kwartiel (Q3) en het eerste kwartiel (Q1): 50% van de gegevens bevindt zich tussen Q1 en Q3.

Alias: IQR

Zie: Kwartiel

Zie ook: LSS: Boxplot (Box-and-Whisker plot)

Intervaldiagram

Tweedimensionaal diagram van datawaarden met toegevoegde betrouwbaarheidsintervallen of afwijkingsstaven; nuttig voor zowel het vinden van de centrale tendens als de variabiliteit.

 

IPO-model

Schematisch weergeven van een proces in termen van input en output.

Een proces heeft een begin en eind, een doel en is vaak verbonden met andere processen. Elk proces heeft input en output. Een proces kan worden gedefinieerd als een 'verzameling van met elkaar verbonden activiteiten en taken die input in output transformeren.

Het IPO-model (of IPO-patroon) is een veelgebruikt concept voor het analyseren en/of beschrijven van processen. 'IPO' is een acroniem voor Input, Proces(s) en Output en staat voor de basisstructuur van een proces. De input(s) van een persoon (gebruiker) of een andere bron wordt in het betreffende proces omgezet naar een of andere output.

 

 

IS/IS NIET-methode

Is, Is niet-methode. Gestructureerde methode om een probleem te analyseren. Daarbij worden 10 vragen beantwoord.

1. Wat is er gebeurd?
2. Wanneer is dat gebeurd?
3. Waar is het gebeurd?
4. Hoe verloopt het?
5. Wat is er allemaal aangetast? Vervolgens wordt bij deze vragen de ‘niet-vraag’ gesteld.
6. Wat is niet gebeurd, maar had wel kunnen gebeuren?
7. Wanneer gaat het wel goed?
8. Waar heb je hier geen last van?
9. Hoe had het ook kunnen aflopen?
10. Wat is allemaal nog in originele staat?

 

Ishikawa-diagram

Zie: Visgraatdiagram

 

 









Bewaren

Bewaren

Laatst aangepast op zondag, 27 september 2020 14:23